Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG8878

Datum uitspraak2008-12-11
Datum gepubliceerd2009-01-06
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/367 MPW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Invaliditeitsschatting. Uitgegaan van juiste invaliditeitscriterium. Geen lichamelijke aandoening vastgesteld die de bij de aanvraag naar voren gebrachte lichamelijke klachten kan verklaren. Om die reden zijn die, op zich wel reëel geachte klachten ondergebracht onder het gediagnosticeerde psychiatrisch ziektebeeld. Niet gebleken dat bij de invaliditeitsschatting uit de psychische gezondheidstoestand voortvloeiende beperkingen buiten beschouwing zijn gebleven.


Uitspraak

07/367 MPW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 5 december 2006, 06/385 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Staatssecretaris van Defensie (hierna: staatssecretaris) Datum uitspraak: 11 december 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellant is hoger beroep ingesteld. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2008. Appellant is daar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. M. Smid, werkzaam bij de BNMO, terwijl de staatssecretaris zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. M.H.J. Geldof van Doorn, werkzaam bij de Stichting Pensioenfonds ABP. II. OVERWEGINGEN 1. Voor een meer uitgebreide weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat hier met het volgende. 1.1. Aan appellant, gewezen marinier I (laatstelijk beroepsschepeling met bepaald verband), is bij besluit van 17 december 2002 ingaande 6 augustus 2000 een militair invaliditeitspensioen toegekend naar een invaliditeit met dienstverband van 45%. Hierbij is, overeenkomstig de - mede op een door de psychiater prof. dr. H.J.C. van Marle te Den Haag uitgebrachte expertise berustende - bevindingen bij een ingesteld militair genees-kundig onderzoek van appellant, aanvaard dat de door appellant ervaren gevolgen van een psychische aandoening, zich onder meer uitende in lichamelijke klachten, in het vereiste verband staan met de uitoefening van de militaire dienst. Het tegen dit besluit ingediende bezwaar, inhoudende dat de lichamelijke klachten naast de psychische aandoening tot afzonderlijke waardering met 20% invaliditeit hadden dienen te leiden zodat in totaal tot 65% invaliditeit had moeten worden besloten, heeft de staatssecretaris ongegrond verklaard bij besluit van 7 december 2005. Hierbij heeft de staatssecretaris verwezen naar de aan hem uitgebrachte adviezen van de verzekeringsarts P.G. Verkerk, in de kern inhoudend dat bij appellant sprake is van psychosomatische klachten waarvoor geen daadwerkelijk organisch substraat is gevonden zodat deze zijn ondergebracht onder de psychiatrische noemer “ongedifferentieerde somatoforme stoornis”, en voorts dat bij de duiding van de hieruit voortvloeiende beperkingen door de psychiater al rekening is gehouden bij de schatting van het percentage voor psychische invaliditeit. 1.2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het besluit van 7 december 2005 ingestelde beroep, waarbij appellant zijn in bezwaar naar voren gebrachte grieven heeft gehandhaafd, ongegrond verklaard. De rechtbank heeft zich hierbij met de gronden waarop het bestreden besluit berust kunnen verenigen. 1.3. In hoger beroep heeft appellant zijn in bezwaar en beroep naar voren gebrachte grieven gehandhaafd. 2. De Raad overweegt, gelet op hetgeen in hoger beroep naar voren is gebracht, het volgende. 2.1. De Raad stelt voorop dat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, op grond van overgangsrecht in dit geval nog van toepassing is het invaliditeitscriterium van artikel E11 van de (ingetrokken) Algemene militaire pensioenwet, nu de invaliditeit van appellant vóór 1 januari 1998 is ontstaan. Blijkens de gedingstukken is de staatssecretaris bij zijn besluitvorming van het juiste criterium uitgegaan. 2.2. Verder heeft ook de Raad in de voorhanden medische gegevens geen aanknopings-punt gevonden om te twijfelen aan de juistheid van de voorliggende invaliditeitsschatting. Uit die gegevens komt naar voren dat niet een lichamelijke aandoening vastgesteld is kunnen worden die de bij de aanvraag door appellant naar voren gebrachte lichamelijke klachten kan verklaren. Om die reden zijn die, op zich wel reëel geachte klachten ondergebracht onder het gediagnosticeerde psychiatrisch ziektebeeld. Voorts is niet gebleken dat bij de invaliditeitsschatting uit de psychische gezondheidstoestand van appellant voortvloeiende beperkingen buiten beschouwing zijn gebleven. 3. Het vorenstaande leidt de Raad tot de slotsom dat de aangevallen uitspraak, zij het op enigszins gewijzigde gronden, dient te worden bevestigd. 4. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een proceskostenveroordeling in hoger beroep. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en A.A.M. Mollee als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. van Berlo als griffier, uitgesproken in het openbaar op 11 december 2008. (get.) A. Beuker-Tilstra. (get.) M. van Berlo. HD